24-11-2017 | Kindgebonden budget en behoefte aan partneralimentatie
Kindgebonden budget en behoefte aan partneralimentatie: uitspraak van de Hoge Raad 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1273
Het kindgebonden budget is bestemd om te worden besteed aan het kind of de kinderen en niet om te voorzien in het levensonderhoud van de verzorgende ouder. Het vermindert dus niet diens behoefte aan partneralimentatie. Dat heeft de Hoge Raad beslist in een prejudiciële procedure.
In een eerdere beslissing van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3011) bepaalde de Hoge Raad dat bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet in aanmerking moeten worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.
Vervolgens rees de vraag of het kindgebonden budget (voor zover daarmee een hoger bedrag is gemoeid dan het aandeel van de ontvangende ouder in de kosten van het kind of de kinderen) moet worden gerekend tot het inkomen van die ouder en diens behoefte aan partneralimentatie vermindert.
De Hoge Raad overweegt:
Het kindgebonden budget strekt ertoe gezinnen met lagere inkomens een bijdrage te verstrekken in de kosten van de tot het gezin behorende kinderen. Daarmee verdraagt zich niet dat (een gedeelte van) het kindgebonden budget zou moeten worden aangewend om in de eigen kosten van de alimentatiegerechtigde te voorzien. Overigens verdraagt zich daarmee evenmin dat de alimentatieplichtige die tevens de verzorgende ouder is, door hem of haar ontvangen kindgebonden budget (door het in aanmerking nemen daarvan bij de berekening van zijn of haar draagkracht) zou moeten aanwenden om partneralimentatie te betalen. In zoverre onderscheidt het kindgebonden budget zich van bijvoorbeeld huurtoeslag; anders dan kindgebonden budget, dient huurtoeslag ertoe de kosten van de alimentatie-plichtige zelf te dekken.
Het voorgaande wordt niet anders ingeval de hoogte van het kindgebonden budget het aandeel van de alimentatiegerechtigde in de kosten van de kinderen overtreft (en die kosten voor het overige door de andere ouder worden gedragen). Waar het kindgebonden budget ertoe strekt bij te dragen in de kosten van kinderen en, in voorkomend geval, het inkomen van de alleenstaande ouder met het oog op die kosten te ondersteunen, dient de bijdrage ook geheel voor dat doel te worden aangewend, ook voor zover het kindgebonden budget het aandeel van de ontvangende ouder in de kosten van de kinderen overtreft. Dat is ook daarom gerechtvaardigd, omdat zowel de kosten van kinderen, als het aandeel van ouders daarin (het laatste op basis van het netto gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan van de ouders) forfaitair plegen te worden vastgesteld en de werkelijke kosten hoger kunnen zijn.’